Profielen instellen voor je DualSense Edge draadloze controller op PS5-systemen

Ontdek hoe je de controllerprofielen en -instellingen instelt zodat ze bij jouw unieke speelstijl passen. 

Een profiel maken voor je DualSense Edge draadloze controller

Je kunt de gevoeligheid van de joystick, de aangepaste toetstoewijzingen, de intensiteit van de trilling en meer opslaan in aangepaste profielen.

  1. Ga naar Instellingen > Accessoires.

  2. Selecteer DualSense Edge draadloze controller Aangepaste profielen.

  3. Selecteer Aangepast profiel maken, voer een naam in voor je aangepaste profiel en selecteer vervolgens OK.

  4. Selecteer een item om aan te passen.

  • Intensiteit van de trilfunctie

  • Intensiteit van het triggereffect

  • Wanneer je een profiel selecteert in de tabbladen  Toegewezen profielen of  Niet-toegewezen profielen , kun je dat profiel bewerken.
  • Profielen die je maakt, worden weergegeven in het tabblad  Niet-toegewezen profielen . Wanneer je  een profiel aan een snelkoppeling toewijst, wordt het verplaatst naar het tabblad  Toegewezen profielen .
  • Markeer het profiel en selecteer … (Meer) als je de naam van het profiel wilt wijzigen, het profiel wilt verwijderen of het profiel wilt kopiëren.

Snelkoppelingen van profielen gebruiken

Wijs profielen toe aan snelkoppelingen zodat je tijdens gameplay ertussen kunt schakelen en deze op andere ondersteunde apparaten kunt gebruiken.

Ga naar snelkoppelingen door de Fn-knop ingedrukt te houden en druk vervolgens op een actietoets (driehoek-toets, cirkel-toets, kruis-toets of vierkant-toets).

Het profiel dat is toegewezen aan de Fn-knop en de snelkoppeling voor de driehoek-toets is het standaardprofiel en kan niet worden gewijzigd. Je kunt profielen die je hebt gemaakt toewijzen aan de andere drie snelkoppelingen.

  1. Ga naar  Instellingen > Accessoires.

  2. Selecteer DualSense Edge draadloze controller  > Aangepaste profielen.

  3. Ga naar het tabblad  Niet-toegewezen profielen  en selecteer  Toewijzen  naast het profiel dat je wilt toewijzen.

  4. Selecteer een snelkoppeling.
    Als er al een profiel is toegewezen aan de snelkoppeling, wordt de naam van dat profiel weergegeven. Als je het profiel toewijst, wordt het vorige profiel overschreven.

  5. Gebruik de snelkoppeling om je profiel te wijzigen.

  • Als je de controller wilt configureren zodat deze trilt en de spelerindicator laat knipperen als je van profiel wisselt, ga je naar het beginscherm en selecteer je t Instellingen Accessoires DualSense Edge draadloze controller Feedback ontvangen bij wisselen van profiel
  • Je kunt de controller niet alleen laten trillen en de spelerindicator laten knipperen, je kunt ook een pop-up op je scherm laten verschijnen.

De toetstoewijzingen van je controller aanpassen

Maak het gebruik van je DualSense Edge™ draadloze controller eenvoudiger voor je door de toetstoewijzingen te wijzigen.

  1. Maak of bewerk een aangepast profiel en selecteer  Toetstoewijzingen aanpassen.

  2. Selecteer de toets die je wilt wijzigen en selecteer vervolgens de functie die je aan de toets wilt toewijzen.
    Als je  Uitschakelenselecteert, heeft het indrukken van de toets geen invoer.

  3. Selecteer Toepassen
  4. Selecteer Terug naar game om naar de game terug te keren. Je aanpassingen worden automatisch opgeslagen.
    Houd de Fn-knop ingedrukt en druk vervolgens op de options-toets om terug te keren naar het aanpassingsmenu.
  • Je kunt de Fn-knop niet aan een andere functie toewijzen en je kunt ook geen andere toets toewijzen aan de functie van de Fn-knop.

  • Druk op Opnieuw instellen om al je toetstoewijzingen terug te zetten naar de standaardwaarden.

  • Als je op de Fn-knop drukt, worden het gebruik van toetsen en de daaraan toegewezen functies uitgeschakeld. 

  • Je moet altijd de cirkel- en kruis-toetsen toewijzen.

  • Hoewel je de triggerknoppen L2 en R2 kunt verwisselen, kun je geen andere toets toewijzen om te werken als triggerknoppen of meerdere functies toewijzen aan L2 en R2. 

De joystick-invoer voor je DualSense Edge draadloze controller aanpassen

Stel de gevoeligheid en de dode zone van de joysticks op je DualSense Edge draadloze controller in.

  1. Maak of bewerk een aangepast profiel en selecteer  Gevoeligheid/dode zone van de joystick.

  2. Gebruik de richtingstoetsen om de items die je wilt wijzigen te selecteren.

Geef je profiel een naam. 

Kies of je de linker- of rechterjoystick wilt aanpassen. 

Bekijk gevoeligheid wanneer je de joystick beweegt. 

Ga terug naar je game en bekijk de resultaten van je aanpassingen. Wanneer je terugkeert naar je game, worden de wijzigingen die je hebt aangebracht automatisch opgeslagen.

Als je opnieuw aanpassingen wilt aanbrengen, houd je de Fn-knop ingedrukt en druk je vervolgens op de options-toets om terug te keren naar dit scherm.

Kies uit 6 verschillende gevoeligheidscurves. 

Stem het type curve dat je hebt gekozen in E nauwkeurig af

Dode zone is het bereik waarbinnen je de joystick kunt kantelen voordat dit als invoer wordt herkend. Met een dode zone van 10% moet je bijvoorbeeld een kanteling van 10% overschrijden voordat je game een invoer registreert.

De horizontale as is de kanteling van de joystick en de verticale as is de invoer die in het spel wordt weergegeven. Wanneer er bijvoorbeeld een geleidelijke helling is, leidt een sterke kanteling van de joystick tot een soepele beweging. Wanneer er een steile helling is, leidt zelfs het licht kantelen van de joystick tot snelle bewegingen.

De dode zone voor triggers instellen

Dode zone is de sterkte waarmee je op een toets kunt drukken voordat dit als invoer wordt herkend.

Als je bijvoorbeeld de controller stevig vastpakt en per ongeluk op de L2- of R2-knoppen tikt, kun je deze zo instellen dat er geen invoer wordt geregistreerd.

  1. Maak of bewerk een aangepast profiel en selecteer  Dode zone voor triggers.
  2. Volg de instructies op het scherm om je Invoerbereik in te stellen.

Geef je profiel een naam. 

Als deze optie is ingeschakeld, wordt slechts één zijde weergegeven. Wijzigingen die je aanbrengt, hebben gelijke gevolgen voor zowel de triggers links als rechts.

Stel het bereik waarbinnen je op de trigger moet drukken voordat je game een invoer registreert.

Als je het invoerbereik bijvoorbeeld instelt van 30 tot 70, begint je game, wanneer je dieper dan 30 op de trigger drukt, een invoer te registreren. Invoer bereikt een maximale diepte van 70. Als je de trigger minder diep indrukt dan 30 of dieper dan 70, wordt er geen invoer geregistreerd.

Bekijk het invoerbereik wanneer je op de L2- of R2-knop drukt.

Ga terug naar je game en bekijk de resultaten van je aanpassingen. Wanneer je terugkeert naar je game, worden de wijzigingen die je hebt aangebracht automatisch opgeslagen.

Als je opnieuw aanpassingen wilt aanbrengen, houd je de Fn-knop ingedrukt en druk je vervolgens op de options-toets om terug te keren naar dit scherm.

Het functiemenu wijzigen

Je kunt wijzigen wat er in het functiemenu wordt weergegeven als je de Fn-knop ingedrukt houdt.

  1. Ga naar Instellingen > Accessoires > DualSense Edge draadloze controller.

  2. Selecteer Functiemenu.

  • Let op: de volumefuncties van de DualSense Edge-controller (zowel het volume als de audiobalans aanpassen) zijn niet beschikbaar als je een Pulse 3D-headset gebruikt. De Pulse 3D-headset heeft namelijk eigen hardwaretoetsen waarmee je deze instellingen kunt aanpassen.

Ondervind je problemen met toetsinstellingen en profielen?

Als je onverwachte invoer van toetsen ervaart, controleer dan de controllerinstellingen in de game opnieuw in het geval deze botsen met het profiel van je DualSense Edge draadloze controller.

Als je hebt geprobeerd je controller te resetten  en je nog steeds problemen ondervindt, ga dan naar de PlayStation-reparatiepagina. 

Hulp nodig? 

Neem contact op met onze ondersteuningsmedewerkers